Afbeelding
Foto:

Zilver draden

We dronken samen thee, ik met mijn gezicht en mijn moeder met haar rug naar het zon. Mama zorgt altijd dat de schaduw niet op de ander valt. Haar gehoor is zwaar beschadigd en hoe meer licht op het gezicht valt, hoe beter ze de lippen en ogen van haar gesprekspartner kan lezen. In dat glinsterende zonlicht trok ze triomfantelijk een haar uit mijn hoofd. ‘Kijk, je eerste grijze haar!’ Ik was volgens mij een jaar of zestien, want ik zat nog op de Havo.

Afgezien van die ene pigmentloze haar bleef mijn haar de jaren die erop volgden meestal donkerbruin. In mijn tienerjaren wilde ik nog wel eens een paar uur buiten in de zon zitten met op mijn hoofd naar koeienpoep stinkende henna. Een keer hebben mijn zusje en ik onze haren zelfs met een bijtend goedje mishandeld. Op het pakje stond blond, maar het werd knal oranje, bij mij een voorste lange lok, en bij Anne haar halve kapsel, wat vooral mama ons niet in dank afnam.

Eenmaal de twintig gepasseerd, experimenteerde ik niet meer met mijn haar, afhankelijk van de zwanger- of ontzwangerhormonen was het stijl of krullerig, maar altijd donkerbruin. Ergens in de veertig, voorgoed ontzwangerd, met blijvende krullen, ontdekte ik steeds meer grijze haren die ik aanvankelijk bij de kapper keurig verstopte onder een bruin vernisje. Dat maskeren van die zilveren draden stond mij eigenlijk vanaf het begin al tegen en na iedere kappersbeurt was ik blij wanneer ik het zilver er na enkele weken weer tussendoor zag schemeren.

Zilver wil ik het niet meer noemen. Inmiddels heb ik gewoon grijzend haar, want sinds de corona ben ik gestopt met kleuren. Vergrijzing voelt voor mij als iets dat bij de cirkel van het leven hoort. Iets met ouder, oma en hopelijk ook iets wijzer.